Reeks van 5 kaartweefcursussen | oktober 2024 – maart 2025 | Marieke Kranenburg

In de Introductieworkshop Kaartweven maak je een band, waarin je één patroondraad neemt tegen een achtergrond en daarmee verschillende motieven maakt. Je leert hoe je de ketting op moet spannen, wat de richting van de kaarten is (ook wel bekend als S- en Z-richting) en hoe je de kaarten moet draaien.

In eerste instantie ga je aan de gang met een voorgetekend patroon, maar tegen het einde van de workshop krijg je uitleg over hoe je je eigen patronen kunt tekenen.

In de tweede les van de serie maak je kennis met een andere manier van kaartweven: het pebbelen met vier kleuren. Het grote verschil zit in de plaats van de gaten in de kaarten. Bij deze techniek gebruik je kaarten met de gaten in het midden van de randen, waardoor je een dubbelweefsel krijgt. Je rijgt de kaarten in met 4 kleuren per kaart. Je kunt met deze techniek hele mooie doorlopende patronen maken, maar je kunt ook een klein patroontje nemen en dit telkens in andere kleursamenstellingen weven.

Bij deze techniek gebruik je weer de kaarten met de gaten in de hoeken, maar de manier van weven is heel anders dan met het weven met een patroondraad. Je werkt met twee kleuren per kaart, meestal een donkere en een lichte kleur. Als de donkere draden in de twee bovenste gaten van de kaart zitten, krijg je een donker oppervlak; aan de onderkant wordt een licht oppervlak gevormd. Je maakt patronen door telkens het aantal kaarten waarmee je een motief wilt vormen in de tegengestelde richting te draaien van de kaarten die de achtergrond vormen. Omdat dit per kaart kan, kun je hele fijne motieven maken. Double faced is ook een erg leuke techniek om letters mee te weven.

De kepertechniek met kaartweven geeft een heel mooi resultaat, maar is wat lastiger om te weven, vandaar dat deze techniek later in de serie gepland staat. Bij keperweven is de basis opnieuw twee kleuren per kaart, maar nu loopt één draad altijd over 3 inslagen. Karakteristiek zijn de diagonale lijnen die je in de structuur van het weefsel krijgt, ook als je alleen de achtergrondkleur weeft. Voor het keperweven zijn veel patronen beschikbaar in de boeken van Claudia Wollny, dus je kunt er na de les eindeloos mee verder.

De serie eindigt met een wat simpeler band, maar wel één waarbij de handelingen weer heel anders zijn. In Noorwegen werden kaartgeweven banden gebruikt om baby’s in te bakeren. Er zijn maar weinig banden bewaard gebleven, maar één ervan is de band van Eidfjord. De patronen in de band werden gezien als symbolen voor bescherming. Hoe meer van deze patronen op de band, hoe beter het kind beschermd werd. De band wordt geweven met 2 draden per kaart, waarmee het weer een heel andere techniek is. In deze workshop maak je je eigen variant van de band van Eidfjord.